kunnen toelichten om er aan de weet te komen wat voor de drommel door Rimbaud's hoofd spookte om toch maar aan geld te geraken en karavanen te leiden om vogels aan de haal te laten gaan met wat zo blinkt. Nog minder zou ik kunnen zeggen in welke hoek van welke la ik het schrift heb laten liggen met de saga van de verovering en het tijdperk van de kolonie, en hoe ik anderzijds ontelbare uren heb verloren met het corrigeren van manuscripten die me tot wanhoop stemden, met het verspillen van woorden aan boeken om geen vrienden te verliezen, het her schrijven van artikels en besprekingen die in mijn keel een smaak als van knoflook en verrotte noten nalieten, of het voorbereiden van lezingen om mijn zakgeld aan te vullen. Ik loop door de straat van de antiquairs en bij het zien van al die voorwerpen denk ik dat moeder misschien Europa had willen bereizen en le ren kennen. Ze zal het niet meer kunnen, wie zou haar nog naar hier overbrengen, maar, had ze het bijtijds leren kennen, Europa had haar heel wat dingen doen inzien die ze nooit begrepen heeft. Misschien kwam ze niet of wou ze niet komen vanwege wervelontstekingen of een leverziekte, of uit vrees voor wat oud is en vreemd, of om geen geld uit te geven voor wat haar ver kwisting leek. Ze praatte met de mensen over mijn reizen (mijn geschriften negeerde ze), vond dat ik in mijn eigen huis moest wonen (ik die geen huis had en er nooit een hebben zal) en dat de grote vis het geld van de kleine vis opslokt (en ik die geel en groen zie en overloop van gal als ik aan geld denk). Toen we alle bei doodziek waren, bad zij dat de dood op haar zou wedden. In de straat van de antiquairs houd ik halt bij café Helder, aan mijn lijf kleeft de rook van alle klanten die roken, bitter slurp ik het bittere van vreemde koffie, in één slok slok ik bier op dat ik weer uitspuw, en ik loop de straat op, strand bij een antiekzaak en klop aan opdat ze me nog eens opendoen. En moeder kijkt het aan en barst in tranen uit. Prozagedicht, geschreven n.a.v. een verblijf in de PEN-schrijversflat te Antwerpen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2017 | | pagina 65