z
M
O
KI
O
JS
0>
0>
.fi
O
LU
KI
In de wind klaagt een vogel die geen stem heeft
(C. Urquiza)
We zijn op stap, nog zonder stem, en aan onze voetzolen kleven
stukjes straat. We worden geboren in een stad en onze dromen
botsen tegen muren aan. We dragen binnen in ons de gevels
mee, het neonlicht, de afvoerpijpen die regen slikken. We beleven
de eenzaamheid van leegstand, de vermoeidheid van wacht
kamers, de liefde die over pleinen en door straten wandelt of zich
verschuilt in de beslotenheid van portieken. Ik draag de stad mee
als een tweede huid en ik stuur ze je toe, omgezet in woorden, in
dwangvoorstelling, in gevangenis. San Luis Potosf, bij voorbeeld,
QJ beschut me sinds een jaar of twintig, en mijn lichaam, zoals het
hare, is omgezet in zand, in slapeloos wachten op regenval. Hier
wordt de stilte een metaal, en de wind draagt een last van
onzichtbare stekels. De demonen worden bewaard in de
schaduwen, in de diepste achterkamers. Misschien gaat het er
elders anders aan toe, maar ik betwijfel het, zo zijn alle steden: ze
kruipen voort over het zand, veranderen van gezicht als speelbal
van de macht die hen opbouwt, raken vergeven van ratten en
w insecten die worden aangetrokken door de scherpe geur van
O afwatering, terwijl de vogels in stilte zitten te wachten op winters
en lichtkabels en antennen.
tefaan
Prozagedicht, ontleend aan Norberto de la Torre, Ciudad por entregas
Stad in afleveringen, samengesteld en vertaald door Stefaan van den
Bremt, Universidad Abierta, San Luis Potosf (Mexico), 2003.