ze namen een man en zeiden gooi hem van je weg maar zie dat hij niet doodgaat ze tilden het hart op van die man en smeten het tegen de wereld of pijn en daar brandde het een poos en bluste uit en herrees niet als een hondje zeg maar dat hij zijn staart niet roerde na zijn gevecht met de nacht en zijn kop niet meer opstak en geen vaarwel zei en niet groen was en niets in de lucht schreef en niet uitbarstte als een boom en niet veranderde in amber nee en geen schaduwtje wierp dat er ook geen gras over hem groeide er geen bot van hem werd gebruikt om fluit te spelen en er geen ander muziekje speelde dan het geknetter van zijn treurnis een treurnis zo groot als een beest als jouw afwezigheid als hemel waardoor de vogels trokken bevend onder de zon Uit Juan Celman, Plaatsen en Kanttekeningen, vertaald door Stefaan van den Bremt Cuy Posson, Leuven, uitgeverij P, 2008.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2017 | | pagina 61