Van een breuk tussen de moderne poëzie van de generatie van
vijftig en die van zestig blijkt ook weinig uit de verzamelbun
dels die verschenen. De gedichten in 'Waar is de eevste morgen?
van 1955, na tien jaar gevolgd door 'Pijn en puin verdwenen',
met als ondertitel 'Jonge Vlaamse estetische poëzie zijn muzikaal
van factuur, op woordklank gericht en meer of minder expres
sionistisch. Het afscheid van naoorlogse bekommernis, dat de
titel van de tweede bloemlezing lijkt aan te duiden, vindt geen
echt onderscheid in de niet-traditionele poëzie van Hugo
Claus, Willy Roggeman, Paul Snoek enerzijds en die van Nic
van Bruggen, Patrick Conrad en Hendrik Carette anderzijds.
De Vlaamse literaire wereld was geen terrein van hekken en
perken. Veel leden van het genootschap Pink Poets waren
betrokken bij verschillende tijdschriften. Echt vernieuwend
kon het stijlconcept van de Pink Poets daarom niet zijn, omdat
wat de jaren vijftig en zestig aan vormexploratie hadden opge
leverd reeds uitgeprobeerd was.
Een rode draad die wel door de moderne Belgische poëzie heen
loopt is de erfenis van Paul van Ostaijen. Het nieuwe asso
ciatieve woord, de muzikaliteit, ironie van de dandy. Essayist
Henri-Floris Jespers analyseerde dit dandyisme van Paul van
Ostaijen als een product 'van de tweespalt tussen de oude
wereld waarin hij fysisch leeft, en de nieuwe wereld waarin hij
mentaal leeft. Het dandyisme is precies een poging tot eenheid,
al was het maar een uiterlijke eenheid.'8 Van Bruggen heeft zich
leenplichtig verklaard aan de taal van Van Ostaijen. Op de
middelbare school raakte hij onder de indruk van de dadaïst en
schreef meteen een eigen variant. 'Maar het stilistisch kopiëren
dat ik mezelf opgelegd had, deed wel een vonk overslaan en
bracht me een innerlijk inzicht bij in wat poëzie in wezen is."'
Ook Patrick Conrad ziet zich als een nazaat van de via Van
Ostaijen, Burssens en Pernath doorgegeven stedelijke traditie
en mentaliteit. In 1982 maakt hij een film over Van Ostaijen,
'Ieder mens die sterft is een museum dat brandt', met de nadruk op
een verwoest verleden.10 Andere dichters van die tijd, Wilfried
Adams en Michel Bartosik, oprichters van het tijdschrift Impuls,
waarvan Bartosik tot de Pink Poets behoorde, beriepen zich ook
op Van Ostaijens opvattingen.11 Of zoals de dichter van Music-
Hall en Bezette Stad zelf zei: 'Poëzie woordkunst. Poëzie is niet: