DE ONTMOETING a. «vind ie me leuk?" vraagt het meisje. Ze zit alleen aan een ta- V feitje op het terras van het café waar ik mijn koffie wil drinken. Ik blijf staan en neem haar in me op. Q Een warreling van rood haar, guitige glimlach, twin e en ogen. Haar hand ligt om een leeg glas geklemd. Beetje ipsy. Op dit vroege uur al? Zou best kunnen. Vind ik haar leuk. Ik ken haar niet eens. Wat heb ik te verliezen? Ze lijkt geen kwaad (S in de zin te hebben, en vroeg het me beleefd. Wat wil ze pre- cies? Als ik niet antwoord kom ik het niet te weten. "Je ziet er best leuk uit," zeg ik. "Maar ik ken je met. "Doet dat ertoe?" vraagt ze. "Ik vroeg toch niet of je me kende. "Dat speelt anders wel een rol," merk ik op. De guitige glimlach wordt wat breder. "En toch zei je datje me leuk vindt. Of was dat misschien niet meer dan beleefdheid. Beleefdheid voor iemand die je niet kent, maar toch niet voor het hoofd wilt stoten?" Ze lijkt haar eigen woorden heel erg interessant en grappig te vinden. Wat een eigendunk! Dat is hoegenaamd niet leuk, maar wellicht zeg ik dat beter niet. Er valt een stilte. Blijf ik hier nog wat hangen of ga ik mijn koffie drinken? Ik verkeer m twijfel. Het meisje speelt met haar lege glas en vuurt een andere vraag af. "Waar denk je nu aan?" Heeft ze iets afgeleid uit mijn gelaatsuitdrukking, uit mijn chaamstaal? Is ze van oordeel dat ze die correct heeft geinter- "Ik denk aan een leuk meisje dat ik ooit ontmoette," zeg ik. "Heb je het over mij, daarnet?" vraagt ze, plots wel heel enthou- siast r. "Hoe kom je erbij?" roep ik uit, iets te luid om goed te zijn De glimlach verandert in een pruillipje. Ze blijft met het lege

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2017 | | pagina 23