tra and en/ ken Je begint te zingen. Je begint te zingen met die stem van je. Waarom voel ik me zo rusteloos als ik naar je luister? De be- drukte atmosfeer die je creëert met je zingen maakt dat de lucht nog warmer en onstabieler wordt en dat de cumulonimbus wolken ginds boven zee nog een fractie groter worden. Dan scheren twee rotganzen rakelings boven de slenken van een kwelder. Hun sonore stemmen gaan rot-rot-rot! Met de punt van mijn schoen teken ik enkele niet-bestaande figuren in de aarde. Ik kan de woorden die je zingt niet verstaan maar hun klank, hun con calore, het is alsof je iets moois verliest en niet bij machte bent het vast te houden. Ik sta daar maar en luister en laat je zingen en hoop op het beste. "Hoop op verandering is een goed begin," zeg ik. Je draait je om en glimlacht. "Wat?" zeg je. "Niets," zeg ik. En ik draai me ook om. Is het soms dat we van elkaar verwachten dat we bijzonder zijn, iets van buiten deze wereld? Wat als we dat niet zijn? Wat als we oud en gerimpeld zijn en ontdekken dat alles wat bijzonder moet zijn gewoon een leugen is en dat we niet veel meer kun nen doen dan leven in de kleine momenten van de dag tot ook deze dag ten einde is en onze lichamen ergens uitgeput aan spoelen langs een verlaten vloedlijn? Het is iets waarover ik heb staan nadenken tijdens de laatste drie meter die ik hier heb af gelegd. En ik wil je ervan vertellen. Ik wil je er alles over vertel len maar ik kan het niet zolang jij dat lied van je zingt, hierzo in de invallende schemering. Je zegt dat je terug wilt naar het huis. "Het wordt nu echt don ker," zeg je. Je zegt het op een bepaalde manier. Ik zeg "goed", ook op een bepaalde manier. We maken aanstalten terug te lopen. We rennen. We rennen nog harder. We rennen alsof er geen morgen meer is en lachen om alle idiote dingen om ons heen. Ik begin zo stilletjes aan van de oempaloempa te houden. In al zijn lelijkheid en zo met zijn kleine gedrongen gestalte heeft hij iets moois, zeker wanneer jij ronduit tegen hem staat te ouwe hoeren en hij geanimeerd luistert. Wanneer hij een stuk pruim tabak over de reling spuugt houd ik mijn adem in. Hoeveel klodders donkerbruine fluimen zure tabak liggen er al niet op de bodem van de muien, de zandbanken en in lege krabschalen?

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2017 | | pagina 19