KJ KJ O O Ik woonde in de Gorzen, een wijk vol vijandschap waar niemand veilig was door godsdiensttwisten. O Ik l'ep het liefst langs UJ langgerekte kades, een kind van stilte dat graag dwaalde. Langs balken in het water, een open touwfabriek, schepen die men breeuwde, de harde geur van teer. Je kwam dan bij de smalle brug die niets van Nijhoffs verzen had, het was niet meer dan asfalt naar een al te vreemde overkant. Dan dacht je aan je broer die niet kon zwemmen, in het water viel en zich doodgewoon liet zakken naar de bedding om zich er telkens krachtig af te zetten en het net zo lang kon redden tot iemand acht sloeg op een nu en dan opduikend, worstelend joch. Het is er anoniemer dan het was, deze Schie heeft alle kracht verloren. Het water staat niet aan de lippen maar gaat afwaarts in de stroom.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2017 | | pagina 110