l/ï
C\
I/I
Q>
0J
In lange trage regels vertelt de rivier
haar verhaal, leest terug de spiegelbeelden
die zij onthouden heeft
er was eens een engel op klaarlichte dag
die zich over een van mijn oevers bewoog maar
niemand zag dat het een engel was
een alledaags persoon met hoofd en handen
geruite sjaal, boodschappentas
zo aards op weg, zo doodgewoon
om na een gang over de markt
later terug te keren, armen vol uit
te delen aan thuisloze zwervers, paupers
een brood, een glimlach, warm gebaar
leeftocht voor wie niets had
zonder iets terug te vragen
en bij mijn weten zegt de stroom
doen alleen engelen dat
op even en oneven dagen