Uitgeblazen is een vlaag muziek. Neer daalt de wind uit het zwarte, stormachtige gebergte. Hij botst op je slanke blankheid zoals licht stuit, ginds op het plein, op de oliegele kathedraal die langzaam opbrandt en aan domeinen van de ster zijn silhouet van verstarde vlam prijsgeeft. Op jou blaast de wind: jij bent zijn fluit. Hij vergroot je vollemaansogen. Hij legt een slingerritme op aan de arm waarmee jij de lijn snijdt van je gang en met voorname wendingen van glas schik jij je naar remmen van pedalen en dempers. Jou smoort die ondoorgrondelijke glimlach in een smaak van thee die steeds zoeter wordt op het vruchtvlees van je lippen en ten slotte richt hij je, welluidend standbeeld, op op de strenge maat van een slapeloos gehamer dat in mijn aderen klopt en moet blijven kloppen - ach, hoelang nog, liefde ziet hoe het me pijnigt! - met de uitzinnigheid van opgesloten vleugels.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2017 | | pagina 56