IV
Water, ontvlucht de dorst niet en sta stil!
Sta stil, o klare slapeloosheid, in 't laagland
van droom, geen ooglid maar alleen pupil
waarin koortsig de taal van je stroom strandt.
Het schijnvertoon niet dat jou liegen wil
tot levend water - nee, gerijpt, verlangt
de dorst de spanning van de diepte, op til
wanneer de bron als boog jou als pijl spant.
Sta stil, water, onthaast! Zolang jou strikt
die 't oog verblindt en die het lied verstikt,
de dood, moet jij beperken zijn gebied;
mij die jouw dood tot leven wekt, jawel,
schenk jij alleen het hard geworden vel,
beweging, slang, dat jij hier achterliet!