O KI (3 NI In slapeloze ruimte, een die scheidt de vruchten van de bloemen, denken - ach! - van daden met een kiem van eenzaamheid, legt er een dood naaldscherp op mij beslag. Koortsige dar van 't vlees, vol pinnigheid, brengt iets in mij wurgend 't moment van slag. Mijn stem, mijn adem raak ik eraan kwijt, 't verwringt ook mijn gezicht tot een grijnslach. Maar welke strenge liefde die er nog in slaagt die vijandige adem uit te roeien die mij verlaat met mijn hartslag, gejaagd? Ijskoude mantel, ja, ijs dat wil gloeien! Hoeveel in mij - om voort te duren - daagt dat niet meer dood zal gaan maar mij ontgroeien! O O O O

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2017 | | pagina 52