(S
Dat woord dat nooit opdoemt
in je taal van vragen doorzongen,
dat woord dat bezwijkt,
dat in de uitstoot van je stem bevriest,
jawel, als een uitademen van fluiten
verdampt tegen een lucht van glas,
kijk het toch aan, raak het aan!
Kijk het nu aan!
In deze leeggebloede nevel van magnolia's,
in deze nietige bloesem van wasem
die - terwijl zieltogend het oog in het licht verdoft
en fnuikende grendels
het ijle geruis van zijn vleugels verankeren -
een droomengel bewaart in het raam.
Welke muren van glas, liefje, welke muren!
Ach, waartoe stiltes van water?
Dat woord, jawel, dat woord
dat stolt in de keel
als een kreet van amber,
kijk het toch aan, raak het aan!
Kijk het nu aan!
Kijk hoe het, van nacht tot nacht, geklaard
door de filter van een barse stilte,
zo verstomt dat het naakt achterbleef,
kwetsend en eenduidig
q - zo ook in een uurwerk de dood,
zo ook helderheid in een cijfer -,
drachtig van deze taal, onze
XSl onhoorbare taal
Q die uitzicht biedt op slapeloos rondtasten
in het zand, in de vogel, in de wolk,
wanneer zwart van orakels weergalmt
het vergezicht van de profetie.