doorgronden. In zijn artikel Grondstof van het fantastisch lichaam verwoordt
Kuipers het als volgt: "Probeer jezelf te benoemen, schrijf op wie je werke
lijk bent en je krijgt iemand anders: een fictie, een pop van lukrake lapjes
met te weinig stro van binnen." De al eerder aangehaalde man zonder
naam uit Blavatsky's knie is misschien wel het meest poëtische voorbeeld
van de Schaduw in Kuipers' verhalen. In het zwart, schijnbaar hol, en voor
een tijd lang doodloos. Keer op keer vraagt de auteur zich af wie deze
duistere vreemdeling is. Hij schuilt aan de randen van de vertelling, obser
verend en notities makend. Zijn aparte status is duidelijk: dit is geen perso
nage zoals de andere dat zijn.' Bron: 'Muitende personages; een uitleiding
door Marcel Orie', in: jan J.B. Kuipers, Hubake's Huis (Mechelen 2011), 351 -
360.
jan j.B. Kuipers, 'Grondstof van het fantastisch lichaam', Holland SF 41
(2007)1, 15-17.