Iwan keek toe hoe Maureen haar haren afdroogde. "Dat was een snelle vandaag," zei Maureen. "Zo wil je het toch graag?" zei Iwan. Hij nam de handdoek van haar over. "Meestal wel." "Vandaag niet dan?" "Het was oké." "Ja," zei Iwan. Hij liet de handdoek in de wastobbe vallen. "Het was oké." "Je gelooft me niet?" vroeg Maureen. "O, jawel. Je klonk daarnet overtuigend genoeg. Ik hoop dat de buren niet gaan klagen." "Je hoeft niet sarcastisch te zijn." "Dat was ik ook niet." "Ik hou echt van je." "Dat weet ik." "En jij houdt ook echt van mij." "Dat weet ik ook." "Soms is het gewoon dat "Ja?" "Niks," zei Maureen. "Hier houd ik het bij voor vanavond." "Oké," zei Iwan. Hij deed een stap dichterbij. Hij veegde met zijn duim een verdwaalde druppel van haar wang. "Oké," zei hij nogmaals. "Hier houden we het bij voor vanavond." Midden in de nacht hoorden ze Norman huilen. "Wat is er aan de hand?" zei Maureen. "Ik ga wel kijken," zei Iwan. Iwan ging naast Norman op bed zitten en drukte hem dicht te gen zich aan. Maureen bleef in de deuropening staan. "Papa, wonen daar echt geen mensen?" vroeg Norman door zijn tranen heen. "Waar?" vroeg Iwan. Toen herinnerde hij het zich. "Ben je nog steeds bang voor dat huisje?" vroeg hij. "Ja, papa." Iwan veegde Normans wangen droog. "Ik zal jou een verhaaltje vertellen," zei hij. "Ik was ooit, toen ik nog klein was, samen met mijn papa en mama en mijn grote broer op vakantie. We zaten in een dorpje aan zee, zo een als dit hier. Ik zat op een steiger bij het haventje en keek uit over het water. Daar waren

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2017 | | pagina 18