Uitgebreid is de tuin. Zonnen en siddering stemmen dit orkest van hout en loof, en direct staan wie buiten zijn binnen. Zo leren ze het hanig bedriegersverstand mores, want diens venijn gaf Orpheus die hier betoverende liederen oogstte, de dodelijke somberte. Ik heet ze welkom, natuurlijk, tienduizend dingen, en meer, groet Chaos, en Nyx, kus Eris. God, zoveel scheuten van jou zijn ware kost voor de zinnen, al boren ze nu heus te diep in mijn systeem - gegier, gefluit door het lijf - ze planten klankcaleidoscopen in, onzichtbare geruchtenspiegels. Dit vuig tinnituswoud offreert volledige doorschettering, mijn rebellie en loochening overstemmend. Gezegend met een krappe tuin blijft nog dit gesis in mijn oren, misprijzend, honend: Te veel is minder dan genoeg', 'Ken jezelf, haha, dan ken je Al', 'Je tuinman liet jou zitten? Arm ding'. Spotvogels, slangen, listigen - jullie teveel dijt aldoor uit - en oorverdovend licht is het ook.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2016 | | pagina 99