oo
yj
Vaak is een smalle blik
op het land: knielende daken,
bleke contouren, fuchsia's
op de stoep, dampend asfalt
vertraagde adem, hoe je in de
wereld jezelf nog herkent.
Na eindeloos verlangen,
met "kennst du das land",
na het eeuwige herbegin,
tenslotte de herkenning
de troost achter de hoop
Q op het genadeloze einde.
Vaak zaten we als er tijd
was, te mijmeren over
het tijdloze, over de amfora
zonder oren, zonder bodem
waarin de zoete geur steeds
naar de verdroogde tijden riekt.
Al dat geluk en ongeluk
met eigen blote handen
en hersenen gebracht,
gaten in de tijd, als gaten
in de tanden, soms met lood,
soms met goud gevuld.
KI
Het gevoel van een geheel
misschien een kogel, laatste gift;
alle pijnen gewogen met je
N© eigen netto gewicht,
H" in laurier en aarde gehuld,
en dan de kroon op je deel:
OV