GEERT O 0> 0 V Geert dacht dat degenen die hem in de weg stonden, op welke manier dan ook, verwijderd moesten worden, opgeruimd. Hij had het meegekregen tijdens zijn opvoeding. Zijn vader ramde vroeger ook om zich heen, wanneer er storende factoren opdoemden. Soms waren het marmotten die te luidruchtig dronken, maar het konden ook bijvoorbeeld smakkende volwassenen in een restaurant zijn of winkelend publiek met rugzakken. Ongenode gasten die een poging deden om bij hem binnen te komen, behoorden ook tot de hel. Wat Geert dus altijd had gedacht, was wel degelijk waar dacht hij. Alle vuiligheid moest uit de lucht. Alle ongenode gasten in zijn leven dienden op te lossen in het niets. Hij wist echt niet hoe dit te bewerkstelligen. Het lukte hem ook niet te bedenken wie hem daarbij zouden kunnen helpen. Verveling sloeg toe. Geert wilde iets, maar het kon niet, het luk te niet. 00 Hij liep een supermarkt binnen, lepelde met wijs- en middel vinger biologische pindakaas met stukjes noot in zijn mond. Ook deed hij dat met de rozenbotteljam en de chocoladepasta. Niemand zag het, niemand lette op hem. Nadat hij op de broodafdeling alle broden recht had gelegd, liep hij naar de kaasafdeling. Toen hij daar bezig was de verpakte gesneden kaas recht te leg gen, prikte een met goud omhangen vrouw hem bijna in de ogen. Ze had korte zwarte haren onder haar neus en haar mondhoeken wezen naar haar zwarte lakschoenen. Hij deinsde

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2016 | | pagina 87