LUCIFER
S
E
E
h>
vO
Een eenakter met een experimenteel karakter
<S
Voor twee personen met publiek
Als het doek opengaat zitten op het toneel een naakte vrouw en een
even naakte man. We zien hen niet, want het is donker op het toneel.
De naakte vrouw heet, laten we zeggen: Anna, omdat de naam met
een A begint, en eindigt, zoals ook dit toneelstuk met een A begint en
misschien ook met een A eindigt. Maar zover zijn we nog niet. De
man heet Bob, van Robert fan. De naam begint met een B., maar dat
zien we niet en het is ook niet van groot belang. Het is meer omdat
er een rolverdeling is en het wel handig is om in de toneeltekst korte
namen te hebben. Lange namen is onpraktisch en veroorzaakt tijd
verlies. We noemen de twee A en B. Anna is A, Bob is B. Het zou ook
andersom kunnen, maar het moderne publiek verwacht verwarring
en wordt daarin nu juist teleurgesteld.
A. Allemachtig, wat is het hier koud! Als ik dat geweten had
dan had ik toch wel iets (A rilt hoorbaar)
B. Het gordijn is waarschijnlijk opengegaan.
A. (klappertandend) Hoe weet je dat?
B. Dat voel je aan de kou, er staat een frisse tocht. De haartjes
op mijn armen
A. Je kunt me van alles beweren.
B. Dat zeg je niet zo. Je zou kunnen zeggen: je kunt me van al
les wijsmaken. Volgens mij staat dat ook in de tekst.
A. Je kunt me van alles wijsmaken.
•mm