niet deugen, dat de ziel en de persoon en zelfs de wereld die zich aan ons voordoet leugens en illusies zijn? De enige ver schrikking is dat het tijdelijke, sterfelijke illusies zijn. Plotseling helt de schuit aan de oeverzijde sterk naar één kant: iemand is na het afmeren wederrechtelijk aan boord gespron gen. Het deurtje bij de patriciër schiet open en één van de pas sagiers die al was afgestapt verschijnt opnieuw. Het is de officier van het Staatse leger, eerder uitgestapt bij Driesprong. Hij staat nu in het gangpad met zijn bandelier en schoudertressen en glimmende laarzen te hijgen, wijst dan beschuldigend en^rnar- tiaal op de vreemdeling. "Vous, monsieur! Mon portefeuille!" "Eh?" zegt de vreemdeling verbaasd; zijn hand, eloquent ge heven tijdens een of andere bewering, blijft even in de lucht hangen. Dan wijst zijn vinger veelzeggend op de persoon aan de andere zijde van de roef. "Moi! Mais non! Ik protesteer!" roept de patriciër, totaal ver bijsterd door deze belediging. Maar de Automaat dribbelt al naar hem toe, veegt langs de officier die fronsend op de punt van zijn tulband neerkijkt, en vist een portefeuille uit de zak van de patriciër. "Ik eis genoegdoening!" schreeuwt de officier zoals het in deze gevallen gaat. Iedere passagier vermoedt een vuile truc van die zwerver en zijn Automaat, vreemden immers! Maar de eer trekt zich net zo weinig aan van de waarheid als de verlichte, de sen timentele, de natuurminnende en alle andere boeken. 'Eer is teer!' roepen wij vaak; eer is iets wat gewroken dient. Wat heeft het muggenziften over ware toedrachten daarmee te maken? Gelukkig voor de officier bewaart de Automaat in een van zijn laadjes een set slanke duelleerpistolen. Beide opponenten staan in de grijze namiddag bij een elzenbosje, niet ver van de eenzame steiger waaraan de schuit is afgemeerd. Er zijn geen nieuwe pas sagiers voor dit laatste traject in het lege en lage land; de wei nige passagiers die al in de trekschuit waren hebben zich buiten verzameld om getuige te zijn van het duel. Hoeden en omslag doeken worden vastgehouden, het waait hier flink en de wind is guur. In de verte draaien wieken van drie vlak achter elkaar verrijzende windmolens als maniakale raderen van een perpe tuum mobile.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2016 | | pagina 49