Zijn hand glijdt onder de kin van het dier dat tegen hem aan
staat Hij brengt de kop in positie maar moet die loslaten om
me,wee handen de tang dicht te kniipen. He. dier siddert, een
rilling trekt door de dichte, compacte vacht. Die beweging li] kt
een woord dat alle schapen verstaan, de kudde rilt met het aan
gedane dier mee. Getrappel, geduw.
Als het regende, zei Otto "wat regent het, he? Als de zon
scheen, zei hij "mooi weer hè?" Als ze ergens waren geweest zei
hij "gezellig hè?"
Er komt rust in de kudde, het gestamp verstilt.
"Een week, een week hebben ze er last van, stomme beesten Ik
ben er veertien dagen ziek van. Elk jaar opnieuw. Eigen i]
moeten de lammeren. Die tere oortjes, ik kan het niet. Ik vertik
het, al riskeer ik een boete." De boer pakt de tang me w
handen beet. Ze kijkt weg.
"13486," zegt de boer. Ze zoekt het nummer, de labels en het
Als Otto haar aankeek kneep hij zijn ogen tot spleetjes. Alsof ze
hem in zijn gezicht zou gaan spugen.
De boer waadt door de kudde. Neemt een schaap tussen zpn
benen. De tang, het label, het sidderen, en dan weer een num-
Erlkomt ruimte, niet veel, maar het dier dat aan de beurt is kan
zijn kop wegtrekken. De labels blijven achter tussen de tang in
de hand van de boer. Het oor gespleten. Het beest huivert,
strooit bloedrood confetti over zijn vacht en die van de sch
pen naast hem. __i-
"Stom beest," zegt de boer. De labels stopt hi] in zijn^zak. Ki,k
eens in mijn jasje," zegt hij en gebaart naar de tractor. Ze
snrinst van de trailer.
Ze vindt een bus desinfectans. De boer spuit het oor van het
schaap in, blauw. Rood, wit, blauw.
Op Koningsdag wilde Otto praten. Ik ga bij je w g.
vandaag! wildeze zeggen maar ze ze, "]e hoef, geen sorry ,e
zeggen."
"13487," zegt de boer.
"13487," herhaalt ze.