IE HOEFT GEEN SORRY
TE ZEGGEN
Otto had een baan, een auto en een hond. Dat stond in de
O advertentie. Het leek haar genoeg om af te spreken.
00 Purretje ligt buiten op het muurtje in de zon en wil zelfs voor
brokjes niet binnenkomen. Otto's sjaal ligt op de bank, die is
m hij gisteren vergeten.
Ze loopt de straat uit, steekt het schoolplein over, waar nog
een oranje petje ligt en een slinger van Koningsdag, dan een
stukje ventweg, na de kinderboerderij twee keer links, langs de
begraafplaats, door tot aan de dijk. Weilanden, sloten, wind
molens. Een reiger aan de waterkant. Alleen de door wind
beroerde veren verraden dat het dier niet van gegoten beton is.
"Iets drinken?" vroeg Otto na een kwartier aan de telefoon. Dat
leek haar goed. J
Vogels waarvan ze de namen niet kent, maken lage duikvluch
ten. Meelicht, bijna geen schaduw. Op het pad tussen de wei
landen staat een tractor. Op de wielkap is een rieten mand vast
gemaakt, waarin een zwart Keesje. Ze blijft staan.
"Schandalig zeg ik je, schandalig!" Schuin achter de tractor
staat een kleine man, zijn haar is wit en dun en komt onder
zijn pet vandaan. Hij draagt een blauwe overall, bijeengehou
den door een leren riem, een emmer in zijn hand.
"Dwang, je reinste dwang," zegt hij.
Ze weet niet of hij haar gezien heeft, maar probeert een glim
lach. De man zet de emmer neer en trekt het touw van het hek
los. Hij loopt het land op waar een rol gaas staat. Met het gaas
zet hij een fuik uit en zet de rol neer. Terwijl hij doorloopt
maakt hij klakkende geluidjes met zijn tong. Pas als hij achter
de schapen is drijft hij ze op.
Otto's gezicht was dat van een klein jongetje dat net straf heeft
gekregen Hij probeerde het te verdoezelen met een baard en
een bril, wat moet je met een kleinjongetjesgezicht als je de
veertig bent gepasseerd.