"Nee/' zei hij. "Die bestaan niet. Maar toch moet je wel hun
toestemming hebben. Anders worden ze boos."
"Papa maakt een grapje," zei Linsie.
"Nee, nee. Heus," zei hij. "Papa is het ernst. Je moet toestem
ming hebben van de gnomen en elfjes om op hun boomstron
ken te mogen gaan zitten. Ook al bestaan ze niet."
"Sprookjes bestaan wel, hè papa?" zei Linsie.
"Ja," zei hij. "Sprookjes bestaan zeker."
Ze liepen het bospad af. In de verte hoorden ze het beekje stro
men.
"We zijn bijna bij de Dode Arm," zegt hij. "Dat is waar de beek
afbuigt. Er is zeg maar een elleboog van water."
Verderop lag de Dode Arm, blinkend in de zon. Linsie hield een
hand voor haar ogen.
"Het is mooi hier, papa."
Hij zette de mand neer en spreidde het kleed uit. Er hing een
haast etherische rust boven het water. Zo nu en dan ritselde het
riet.
Linsie zette haar schepje in het emmertje dat meteen omviel.
"Blijf staan!" riep ze verontwaardigd. Het emmertje viel weer
om. In de verte vloog een meerkoet op.
Hij haalde de mand leeg en gaf Linsie een boterham. "Rustig
kauwen, hè?"
Linsie knikte met gebolde wangen.
Hij gaf Linsie een pak melk.
"Kinderen mogen niet uit het pak drinken, papa!"
"Voor deze ene keer wel," zei hij.
Linsie onderdrukte een boertje.
"Ik spreek magere taal," zei hij. "Ik ben van binnen helemaal
uitgebeend. Begrijp je dat?"
Linsie schudde van nee met het pak melk aan haar lippen.
"Nee, dat begrijp jij niet," zei hij. "Nog niet. Maar dat komt
nog wel."
Linsie werkte de resten van haar boterham naar binnen. Rond
om het gezoem van ontelbaar onzichtbare vleugeltjes. Daarna
hurkte ze bij het water en maakte kleine kringen met haar han
den. "Kijk, papa! Beestjes op het water!"
"Schrijvertjes. Die heten schrijvertjes."
"Je kunt niet op het water schrijven."
"Deze beestjes wel. Dat zijn hele magische beestjes." Hij stond