twee dolfijnen spoelen aan in een dorp
waar één op de vier mensen
verstandelijk gehandicapt is
duey daalt de trap af trekt aan zijn onderbroek
en maakt wilde gebaren
ik sleep mijzelf door de hoofdstraat
mulyadi gebruikt zijn handen en zijn gezicht
zijn hele lichaam om te praten
hij heeft genoeg kleren
maar geen broeken
wil hij zeggen
mulyadi lacht
ik hang de dolfijnen op
voor ik de kroeg binnenstap
zee wiegt tussen mijn oren
op de tast wil ik het
taai- leer warm-kussen
dat het open gaat
sneeuw die wijkt voor de voetzool
van een kat