DEORUM SOLVERIS Q> C In die tijd kwamen we vaak bij elkaar. Goden, halfgoden en Q) meestal ook wat narravisten. Ik was alweer een tijdje terug van C mijn laatste verplichte initiatiereis, dit keer naar noordelijke barbaarse gebieden. Ik heb deze reizen uitvoerig verteld aan Publius Ovidius Naso, die het op schrift zou stellen. Naar het schijnt heeft hij dat niet gedaan. Hij was in deze periode voor- al geïnteresseerd in processen van verandering en veel minder C in reisverhalen. Mochten ze wel zijn genoteerd, dan zijn ze <0 waarschijnlijk verloren gegaan of nooit gevonden. In de offi- ciële publicatielijsten van Ovidius of zijn tijdgenoten, leer- lingen en opvolgers komen ze in ieder geval niet voor. Enfin, O» de reis waarover ik het heb, was mij nogal tegengevallen. De gebieden die ik bezocht had waren naargeestig en kil. Regen, wind en hagel beheersten het klimaat. Was er sneeuw, dan was het verdwenen voordat het de grond kon raken. De landschap pen waren deprimerend en (het ergste) ik was er geen enkele keer verliefd geworden. De vrouwen waren zonder uitzonde ring mager en lelijk. Ze waren dicht- en donkerbehaard (ook de wenkbrauwen!), liepen voorovergebogen en spraken een taal die volledig ongeschikt leek voor welke vorm van dichtkunst of retoriek dan ook. Thuisgekomen werden daarom de warmte en de vrolijke sfeer van de bijeenkomsten door mij sterker uit vergroot dan verantwoord. Ik gaf me er graag aan over, maar betaal daarvoor nu de tol: officieel besta ik niet meer. En met mij alle anderen. De geboorte van het kind in het jaar 753 vanaf de stichting van de Stad', ging aanvankelijk volledig aan onze aandacht voorbij. Pas toen de opgroeiende jongeling zich ging presenteren als een langverwachte verlosser en anderen, meest armen van lichaam en geest, wist te mobiliseren om naar zijn verhalen te

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2016 | | pagina 103