Ik stond met mijn rug naar ons huis en vernam het trillen van de aarde haastig wreef ik het spinrag uit mijn ogen en dacht, een piano zou in deze kamers niet misstaan als onbesuisd stadsmeisje in een dorp vroeg ik hen onophoudelijk, is mijn aanwezigheid niet te veel, staan er hier soms meer huizen dan de aarde dragen kan? ze liepen ons voorbij met opeengeklemde kaken wezen met een vinger naar een bedrijvige oliemagnaat ik noemde hen goor en voelde nattigheid nadat de stilte terugkeerde, vleide een katje zijn lichaam tegen mijn been hij was smoezelig en mijn gevoelens ambivalent jij vergeleek ons leven met een afvoerputje, maar noemde het uitzicht mooier dan verwacht 2016

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2016 | | pagina 90