mannetjesputter, leniger dan wie ook in het dorp. Ik logeerde dus bij een oom, die in een ringdorp tegenover de kerk woonde en werkte, die vanwege zijn beroep een bijna nachtelijk bestaan leidde en die, zo beweerde men, dagelijks bij het krieken van de dag als onderbreking van zijn werk zijn con ditie testte door de ring te ronden. Het ronden was niet zomaar een wandelingetje; hij ging in radslag de kerk rond en meer dan eens deed hij zelfs twee rondjes achterelkaar. Dat sprak tot de verbeelding. Nog steeds haal ik moeiteloos mijn molende oom voor de geest, maar ik betwijfel of ik hem met mijn eigen ogen heb zien ronddraaien. Hij zou zijn lichamelijke oefeningen hebben volgehouden zolang hij woonde op het adres aan de Ring. Volgens valse tongen liep hij al voordat hij zijn laatste brood gebakken had met molentjes of zat ergens een radertje los. Die tongen hoor den bij ogen die dwars door de kerk heen keken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2016 | | pagina 78