zeker van. Mijn zus lacht ook, waar ze nu ook bezig is met be staan. Nicolas lacht mee, en ik barst - de dokter deed het af als een karaktertrek, hoogstens een kortsluiting: mijn gedachten vallen aan scherven, als het glas-in-loodraam van de kerk dat ik had vernield met de jongens die witte ijzelbaarden hadden en paardenbloemen in hun broek. Ook toen bonsde mijn keel en voelde ik hoe ik elk moment kon sterven, maar niet door het toeval, nooit door het toeval. Nee zusje, dat nooit, beloofd. De mist uit het jeugdhuis wordt dikker. Het pad, als dat ooit bestaan heeft, vind ik niet meer, al zou ik erop lopen. De waas in mijn hoofd proberen te begrijpen, zou dat niet de zin van mijn leven zijn?

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2016 | | pagina 41