palmbomen. De bladeren wiegen op de golven van de muziek, zoals iedereen hier, want ze zijn rustig en vredig en niet erg dronken. Er hangen rode kerstballen aan de palmbomen, want we leven in een sneeuwbol, een miniatuurversie van de echte wereld, waarmee iemand nu schudt. Lelie is weg. Ik zie Nicolas met de zon die openwaaiert achter zijn rug, en ik wuif, maar ij ziet me niet, en in mijn polsen zit een knoop die wil barsten, dus ik ga naar de wc's. Het is er koel en wit en dof. Mijn zus is aan het tekenen; een goudvis met een staart van bloemen. Er stromen rode slierten uit haar kieuwen, zoals de sigarettenrook die nu opstijgt uit mijn wc-hokje. Het kalmeert me. Aan de rand van het hokje worden het zeepbellen, die tegen het pla fond uit elkaar spatten. Het sop prikt in mijn longen. Intussen heb ik Lelie al een uur niet meer gezien. Ze is bij haar andere vriendinnen, om me alleen te laten met Nicolas, maar eigenlijk zegt hij me weinig. Duiken, ja, dat wel, snorkelen. Als ik een soldaat was, dan zou de geschiedenis me niet dood willen, nee, want alles zou toch rechtvaardig zijn al ga ik er niet aan, en evenmin zou de overwinning ervan afhangen. Dat mensen doodgaan is wel zo nodig, maar welke mensen, dat hangt van het toeval af, en ik wil het slachtoffer zijn van alles behalve het toeval. Lelie zit buiten, met haar rug tegen de oude eik. Er schijnt maanlicht uit haar ogen. Ze heeft geweend en kijkt me niet aan. - 'Weet je wat mijn grootste angst is?' - 'Vertel maar.' Ik ging naast haar zitten. - 'Dat,' ze neemt mijn hand, 'dat ik alleen sterf.' Ik knijp in haar hand en leg 'm weer terug. 'Dat heeft iedereen toch?' - 'Niet zoals ik het heb. Ik kan 's nachts niet alleen slapen. Nooit gekund.' Nicolas komt naar buiten. We staan op. Er stroomt mist door de deuren van het jeugdhuis, en de nacht wordt oranjer dan het topje van z'n sigaret - alles gloeit, maar regenbogen zijn er niet. Mijn ogen voelen korstig. We gaan naar elkaar toe. - 'Is alles in orde met je vriendin?' - 'Ja, het gaat wel,' zeg ik, en ik lach. Lelie ook, dat weet ik. We staan nu exact waar we staan en we bestaan, daar ben ik nu wel

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2016 | | pagina 40