- 'Het spijt me. Dat weet je ook/ Lelie haalt haar schouders op.
De barman zet onze wijn neer en spat wat op mijn benen.
Ik denk aan mijn zus. Ze bestaat ergens wel, dat weet ik zeker,
maar niet zoals ze denkt te bestaan. Ze leeft in een tehuis en zal
nooit helemaal zelfstandig zijn - ze doet wel dingen, zoals vrij
willigerswerk - soep uitdelen bijvoorbeeld, en ze tekent. Ik
onderzoek haar tekeningen om haar hersenen te begrijpen. Het
zijn dwarsdoorsnedes van haar wereld in waskrijt, met poppen
en lachende gezichten en huisjes met tuintjes en kindjes in alle
kleuren. Iedereen is er gelukkig. Er is geen crisis, geen haat,
geen oorlog. Ik zou in haar hoofd willen kijken, heel eventjes,
of er een tijdje in willen leven. Ze leest ook af en toe, al denk ik
niet dat ze alles helemaal begrijpt, en haar favoriete zinnetje is
iets als: "Dag kindjes. Welkom op aarde, 't Is er heet in de zo
mer en koud in de winter. Hello babies, 't Is rond en nat en
druk. Aan de oppervlakte, kindjes, hebben jullie honderd jaar
hier. Er is maar één regel die ik ken, kindjes - wees lief, ver
domme, jullie moeten lief zijn."
Lelie speelt met de snippers van het bierviltje. Iemand komt
binnen. Achter zijn rug is het zonsondergang in Borneo; twee
wenkbrauwvogels fladderen uit het regenwoud en hun gefluit
kaatst over het bladerdak. Het licht doet pijn aan mijn ogen,
verdomme. De Regels, zoals Lelie ze noemt, waaraan ik me 's
avonds moet houden, glippen langs hem heen door de deur
opening - waarom zou ik me eraan houden, als de bedoeling
en het idee en het weetikveel van die Regels gewoon allemaal
samen de straat op lopen om bij een gesprongen waterleiding
te dansen? Hij komt naar me toe, Lelie gaat snel naar de wc
(God zegene haar) en hij ruikt naar de tropische kauwgum in
m'n handtas, precies zoals ik het me had voorgesteld, en hij
heet Nicolas, en hij heeft een neus waarvan ik zou willen klif-
duiken; langs de struiken van z'n snor en het vlees van z'n lip
pen, langs de gladde rotsen van zijn buik en vanaf zijn navel
over het streepje donker haar en plons in de broek. Ja, plons.
Een rilling loopt over m'n rug.
Het sneeuwt in het jeugdhuis. De vlokken vallen traag en ver
zamelen zich op de schouders van de mensen, en op de plastic