's Avonds bleek zijn moeder minder enthousiast over zijn vor
deringen. "Wat is er met jou aan de hand?" begon ze, toen zijn
vader even niet in de buurt was.
"Wat bedoel je?" vroeg hij zo onnozel mogelijk.
"Je weet heus wel wat ik bedoel. Ik heb al van verschillende
mensen gehoord dat je iedere dag met een stel meiden aan
de dijk ligt. En jullie gedragen je onfatsoenlijk. Zomaar waar
iedereen bij is, liggen jullie te rotzooien met elkaar."
"Wie zeg dat? Nou, noem eens namen
Zelfs voor zijn eigen gevoel klonk Egberts stem schril en weinig
overtuigend.
"We doen niks bijzonders," zei hij. "Ze moeten verdomme naar
zichzelf kijken."
"Als je maar goed oppast. Ik heb geen zin in problemen,"
beëindigde zijn moeder het gesprek. Haar stem klonk ver
moeid. Toen hij haar eindelijk aankeek - tijdens haar aanval
had hij voortdurend naar één punt in de krimpende kamer ge
staard - zag hij dat ze het niet op kon brengen om echt kwaad
te worden. Ze had donkere wallen onder haar ogen en natuur
lijk zuchtte ze nog eens diep en langdurig om de conclusie van
haar betoog te benadrukken.
Toen Egbert de volgende dag zijn moeder met zijn fiets aan de
hand passeerde, deed ze geen enkele poging om hem tegen te
houden. Ze las de krant in haar nieuwe tuinstoel en stak zelfs
haar hand op. Daar was hij blij om, want die opgestoken hand
betekende dat de toestand weer normaal was. Hij wilde niets
liever dan dat zijn moeder vrolijk was en ontspannen. Alleen
dan kon hij zijn gang gaan. Hij trok de tuinpoort overdreven
zorgvuldig achter zich dicht en reed opgelucht in zijn eentje
naar hun vaste plek aan de dijk. Sinds ze de meisjes kenden,
vond Ruben het niet meer nodig om hem 's morgens op te
halen.
Zonder dat Egbert zelfs maar de moeite nam om na te gaan wie
hem die dag in de gaten hielden, begon hij aan een nieuwe
reeks kussen, strelingen, vochtige omhelzingen.
Iedere dag doken de zusjes een paar keer het water in. Ze plens
den en spetterden, duwden elkaar kopje onder en probeerden
de jongens naar de rivier te lokken. Ruben en Egbert dachten er
echter niet over hun voorbeeld te volgen. Ze bleven hooghartig