hem en de wereld en hij voelde zich voor het eerst van zijn leven min of meer onaantastbaar. En verder wachtte hij af. Er zou die zomer iets gebeuren, dat wist hij, dat zag hij als hij in de spiegel keek. Dat voelde hij als hij Here I go again van de Hollies op de radio hoorde. De eerste drie weken van zijn vakantie had hij geprobeerd om niets te voelen. Wekenlang moest hij aardappels sorteren bo ven de lopende band van een rooimachine. De hele dag stond hij in een stofwolk onder een brandende zon. Zijn nagelriemen gingen kapot door de harde stukken klei die tegen zijn vingers sloegen. Hij kon aan niets anders denken dan aan aardappels. Het einde van een dag leek 's morgens zo ver weg, dat hij zich zelf dwong om te genieten van het ritme van bukken, oppak ken, sorteren, verwijderen. Zijn kapotte nagelriemen raakten ontstoken, maar plotseling was er halverwege een hete dag geen werk meer voor hem. Vanaf dat moment kon hij eindelijk doen waar hij zin in had. Zijn aanvankelijke euforie maakte echter snel plaats voor een gevoel van stuurloosheid. Hij had eenvoudigweg geen idee wat hij met zijn tijd aan moest. Hij verveelde zich in huis en daar buiten. Zijn positie in het gezin was veranderd, sinds hij stu deerde en in een studentenflat woonde. Hij hoorde er niet meer zo vanzelfsprekend bij als vroeger. Voor zijn ouders en zijn twee broers was hij een buitenstaander geworden, die af en toe opdook met vuile was en niet ter zake doende verhalen. Nu hij niet werkte, had hij moeite om zich aan de strikte huisregels te houden: niet languit op de nieuwe bank luieren, geen melk uit de fles drinken, geen natte handdoek op de douchevloer laten slingeren, de radio niet te hard zetten, niet te veel beleg op het brood doen, geen boeken laten slingeren, door de week geen alcohol drinken. De omgang met zijn vader illustreerde de nieuwe situatie het best. Die had zich van min of meer neutraal in de periode dat hij thuis woonde, ontwikkeld tot bijna vijan dig nu hij studeerde. Hij merkte dat zijn vader alleen tegen hem sprak als er anderen bij waren. Er kwam bovendien altijd een geïrriteerde, ongeduldige trek op zijn gezicht als hij Egberts aanwezigheid opmerkte, zeker als hij vermoeid en vuil thuis kwam uit de fabriek. Egbert voelde zich dan een profiteur, een klaploper. Van zijn vrienden uit de tijd dat hij thuis woonde, was alleen

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2016 | | pagina 26