ZIE
IK JE HIERNA NOOIT MEER?
■o
c
m
PM
Qt
<D
<U
QJ
f3
vO>
Egberts haar moest die zomer donker en dreigend over zijn
voorhoofd en zijn oren hangen. Nog belangrijker was dat hij
iedere dag zijn nieuwe blauwe shirt losjes over zijn witte spij
kerbroek heen droeg. Het shirt was ongeveer zo blauw als de
Middellandse Zee op de ansichtkaart die tante Eleanore, de
jongste zus van zijn vader, stuurde. Aan de voorkant dreigden
drie rode haaien met een aanval. Hij kon het shirt geen dag
missen en was ervan overtuigd dat de persoon die het droeg,
hijzelf dus, net zo uitdagend en onverslaanbaar werd.
Zijn moeder zuchtte vertwijfeld als hij 's avonds zeurde: "Ma,
kun je het nu wassen?" Hij wist toen nog niet waarom ze iedere
dag zo bleek zag en 's ochtends kotsend naar de wc rende. Het
draaide erop uit dat hij het shirt op een avond zelf waste.
"Dan strijk je dat ding ook maar zelf," was het commentaar van
zijn moeder.
Hij kon haar wel vermoorden, vanwege de minachting die uit
het woord DING sprak!
De volgende dag trok hij inderdaad de strijkplank van de muur
in de bijkeuken, zette het ijzer aan en begon voor het eerst van
zijn leven een kledingstuk te strijken. Dat leverde binnen de
kortste keren een dozijn valse plooien op. Toen zijn moeder
hem zo bezig zag, kon ze het natuurlijk niet laten om een paar
opmerkingen te maken. En toen hij eindelijk aan de kraag be
gon, stond ze moeizaam op en nam het karweitje van hem
over.
Augustus begon dat jaar met groot machtsvertoon: temperatu
ren van boven de dertig graden. Het eerste wat Egbert van het
loon van zijn vakantiebaantje kocht was een zonnebril met ex
treem donkere glazen. Zodra hij uit bed kwam zette hij de bril
op en pas als het tegen tienen 's avonds donker werd, gunde hij
hem enige rust. De bril zorgde voor een glazen wand tussen