Mijzelf
Ooit klampte ik mij vast aan alles wat me aandacht gaf
Voor ieder meisje dat voorbijkwam, ging ik door de knieën
Dan droeg ik serenaden aan hen op en rêverieën
Al wezen achtentachtig van de negentig mij af
Een blik, desnoods de aanzet tot een glimlach, en ik smolt
En stelde voor, ons leven onvoorwaardelijk te delen
Maar meestal bleek dat haar mijn leven niet zo veel kon
schelen
Er is door al die teven met mijn hart wat afgesold!
Maar als ik meisjes die mijn aanzoek hebben afgewezen
Terugzie na een tijdje, dan verbaast het mij altijd
Dat iemand zich kan aangetrokken voelen tot zo'n geit
Met ogen waarin nauwelijks emotie is te lezen
Hoe kan het dat ik ooit verlangen in die ogen las?
Was ik dat, die zich door die rare troela liet charmeren?
Ik kan mijzelf op zo'n moment niet identificeren
Met wie ik even eerder nota bene zelf nog was
Kees Torn
85