Mijzelf Ooit klampte ik mij vast aan alles wat me aandacht gaf Voor ieder meisje dat voorbijkwam, ging ik door de knieën Dan droeg ik serenaden aan hen op en rêverieën Al wezen achtentachtig van de negentig mij af Een blik, desnoods de aanzet tot een glimlach, en ik smolt En stelde voor, ons leven onvoorwaardelijk te delen Maar meestal bleek dat haar mijn leven niet zo veel kon schelen Er is door al die teven met mijn hart wat afgesold! Maar als ik meisjes die mijn aanzoek hebben afgewezen Terugzie na een tijdje, dan verbaast het mij altijd Dat iemand zich kan aangetrokken voelen tot zo'n geit Met ogen waarin nauwelijks emotie is te lezen Hoe kan het dat ik ooit verlangen in die ogen las? Was ik dat, die zich door die rare troela liet charmeren? Ik kan mijzelf op zo'n moment niet identificeren Met wie ik even eerder nota bene zelf nog was Kees Torn 85

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2015 | | pagina 87