TWEE MAAE ZOETIGHEID
T
1.
Ze hadden die middag hun liefde verklaard
En bovendien zelfs aan elkaar
Zij dronken hun thee in een patisserie
En tussen hen in stond de taart
Decennia later werd alles verklaard
(Ze waren al lang uit elkaar)
Zij at zich te barsten aan patisserie
Ja, tussen hen in stond de taart
2.
«Wilt u nog wat bonbons, mevrouw, of bent u niet zo'n
zoetekauw?»
«Meneer, gebruik toch uw verstand: ik eet niet uit uw hand!»
«Ach toe, mevrouw, doe niet zo flauw, ik heb mijn hart
verpand...»
«Maar niet aan mij, en wees maar blij, dat ik niet met u
trouw»
«Heus, ik verwed mijn huis, mijn bed, en zelfs mijn kunstgebit
Dat u met mij gelukkig wordt, nog wat bonbons mevrouw?»
«Ik dank u zeer, maar blief niet meer, ik zeg alleen nog dit:
Kalmeer dat hart en ook die hand, die aan mijn benen zit.»
Cees van der Pluijm
60