BALLADE Waar is de kwieke vent van toen gebleven? Mijn snelle pas werd minder energiek, ik krijg mijn handen niet meer warm gewreven, steeds strammer, trager werd mijn motoriek. Al ben ik gammel, psychisch en fysiek, ik heb het niet op ziekenhuisgebouwen; al zijn de zusters nog zo angeliek, je bent patiënt en hebt je koest te houwen. Ik hecht niet meer zo hevig aan het leven en blijf fijn thuis, al ben ik nog zo ziek. Mijn huisarts kan me vast wel pillen geven voor dikke darm-, voor gal- of nierkoliek of voor mijn haperende hartritmiek; hem schenk ik al mijn leven lang vertrouwen. En dan, hoe gaat het toe in zo'n kliniek? Je bent patiënt en hebt je koest te houwen. Ik schep nog steeds, hoewel haast afgeschreven, genoegen in mijn poes, m'n verrekiek, m'n hond, m'n hoenderen - een kip of zeven -, mijn boekenschat, sculpturen en grafiek, mijn platenrek, voornamelijk klassiek, sigaar ter hand, een glas jenever (ouwe) Een hospitaal is mij te tiranniek, je bent patiënt en hebt je koest te houwen. ENVOI Prinsheerlijk in mijn eigen republiek lig ik te bed, vertroeteld door mijn vrouwe, al spaart ook zij me wrevel noch kritiek. Je bent patiënt en hebt je koest te houwen. Kees Jiskoot 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2015 | | pagina 44