HOOFDZONDEN (Voor al mijn dikke vrinden) Van al die zeven zonden beviel me vraatzucht 't meest; ik vrat voor zeven monden en schrokte als een beest. Maar ach, door tandeloosheid en aften, zweer op zweer, is er van bandeloosheid allang geen sprake meer. Ik moet aan pap geloven, drink liters Fanta, dus ben nog bevoorrecht boven een man als Tantalus. Al moet ik dan niet dorsten, mij heugt hoe ik genoot van rook- en runderworsten, ragout en entrecote; mij sprak de hom een tale, mij was de kuit beleefd, gezwegen van garnalen en, bovenal, van kreeft. Dat denken doet me kwijlen als wijlen Pavlovs hond. Valt ooit het leed te peilen van een geschonden mond? Beween mij, dikke vrinden, smeek mijn genezing af, opdat mij niet verslinde het hongerige graf. Kees Jiskoot 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2015 | | pagina 42