met de wind te maken en met een afbrokkelend ijslaagje dat zich 's nachts op de stenen afzette. "Ik vind het jammer," zei Audrey, toen Brandts was uitgelezen. "Alweer een geheim minder. Waarom moet toch alles worden opgehelderd? Je moet zo'n mysterie juist koesteren." Ze keek werkelijk teleurgesteld en Van Poelvoorde zei na enige aarzeling: "Mijn beker thuis verplaatst zich ook. En mijn tand pasta. En ik heb geen idee hoe het komt." Brandts begon te schateren. "Misschien moet je de verwarming wat hoger zetten," opperde hij, "en het raam dichtdoen." Met een spottende grijns zocht hij bijval van Audrey, maar dit keer lachte ze niet met hem mee. Ze keek Van Poelvoorde ernstig aan, zag de wanhoop in zijn ogen en zei: "Ik wil dolgraag een keertje bij je komen kijken."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2015 | | pagina 96