O
<5
O»
O
O»
O
00
00
1
De toediening van water
LU
h" De zonneschermen blijven neer, de kamer
is vergeeld; wie mij voortbracht is nu
sprakeloos, water gebaart ze, water
maar zelfs in mini-slokjes hikt en
kokhalst haar gelooide slokdarm
Ver reikt haar aangetaste tong: water
water, balorig klemt ze haar kaken
als ik de mondspons uit haar neem
moeizaam schudt ze haar hoofd
om zoveel krenterigheid
Ik balsem haar lippen met labello
de morfine doet de rest
om me langzaam te verwezen
Het komt goed, mamma, knik ik, nog valser
dan het Grand Café van het tehuis dat de vertoning
hedenavond omroept van Toen was geluk heel gewoon