WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK Mijn jarenlange studie arbeids- en organisatiepsychologie moest afgerond worden met een scriptie. Dat het zou gaan over werken in de horeca had ik altijd geweten. Ik wilde onderzoek q" doen naar de oorzaken van de slechte arbeidsomstandigheden, de werkdruk van koks, kelners en serveersters, het torenhoge 0 ziekteverzuim en de onderbetaling van de grote groep leerlin- gen die tot mijn stomme verbazing toch ieder jaar weer kozen voor deze ongezonde bedrijfstak. Als eerste stap bij wetenschappelijk onderzoek behoorde ik een idee te ontwikkelen, een theorie, die ik vervolgens aan de prak- tijk moest toetsen. In een stad als Utrecht was het niet moeilijk om op terrassen, aan de bar of tijdens het uitserveren in een restaurant, een praatje aan te knopen en een afspraak te maken. Iedereen wilde wel meewerken en ik noteerde hemeltergende verhalen. Niet alleen van medewerkers had ik gegevens nodig, maar ook horecabazen moesten mij informeren over de oor zaken van het slechte arbeidsklimaat in hun sector. Echter, de werkgevers die ik benaderde hadden geen zin in die nonsens, geen tijd, of verbraken de verbinding zodra ik mijn bedoeling had duidelijk gemaakt. Tot ik in gesprek kwam met een eigenaar van een keten weg restaurants. "Meneer," zei hij, "ik ben blij dat ik mijn verhaal eindelijk kwijt kan." Hij nodigde mij uit voor een gesprek en gaf zijn visie op een veranderende samenleving waar de horeca het slachtoffer van was geworden. Hij vertelde over zijn zorgen. Hij had erover nagedacht. "Met mij gaat het nog goed," zei hij, "mensen maken afspraken OQ in mijn bedrijf, lunchen, dineren, doen zaken, kijken niet op een paar centen. Maar 's avonds, waar mijn collega's het van moeten hebben, weet u wat er dan gebeurt?" Q)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2015 | | pagina 80