Ik riep die herfst niet op, die was er,
Om in de damp van de dunne thee
De jaren te examineren,
De tanden van gegeven paarden
In de verwarring, in de mist.
Over de bocht op de Rapenburg
De groentjes die met groene verf
De boodschap van gele bladeren
trachtten te camoufleren, verfraaien
Met hun begin de herfst in de herfst.
De oude boom naast de Alma Mater
Heeft een loper uitgelegd
Van rode bladeren:
Ubi sudavit maar
Wist hij later waarvoor?
Het paadje daar naar buiten is zo kort
En aan het eind ontbrak de horizon.