houten topje. En ja, ze wil ook graag vuur. De vrouw in het
zwarte truitje wil zich als de kinderen verwonderen over een
rookpluimpje en spelen dat ze van tussen haar lippen een
wolkje naar de hemel stuurt. Vanaf dan op de stoep alleen nog
gelukkige stilte. Dat oud zo jong kan zijn, zwart zo mooi en
blootsvoets zo koninklijk zomers gekleed.
Nadat de drie passanten een aanvang genomen hebben hun
weg naar het zuiden voort te zetten worden ze nog lang na
gekeken, zigeuners in zondagse kleren. "Ze praten Frans," zegt
de grootste jongen, die zijn lege, kapotte schooltas alweer
onder zijn arm heeft.
Straks zullen de grenswachters de drie lang in de bruine ogen
kijken en daarna in hun paspoorten, als ze al een paspoort
hebben. De mannen met petten zullen zich verbazen over de
lengte van de zwarte haren van de vrouw en over haar blote
voeten.
Ze zullen hun weg langs het kanaal voortzetten, de mannen
en de vrouw. Even traag als ze van de hoge kade gekomen zijn
zullen ze, als de uitbundige zon van vandaag al lang niet meer
schijnt, arriveren in de grote stad. Daar zullen ze bij lantaarn
licht tussen de kerken een herberg zoeken waarin krakkemikkige
bedden staan die desondanks voorzien zijn van dekens, schone
lakens en vier houten torentjes. Als ze geen herberg met een
vrije kamer vinden zullen ze verder zuidwaarts moeten trekken
langs de kronkelige rivier, even mooie zigeuners vinden die in
kleurrijke wagens wonen en hen onderdak aanbieden voor een
nacht, in ruil voor een dans van de vrouw misschien. Vinden
ze die ook niet dan zullen ze onder de sterren slapen, tussen de
struiken of in een droogliggende sloot. Zullen ze onderweg nog
rietsigaren vinden?
Laatste keer zomerherfstzondagnamiddag. Eerste blik van het
hart op onbegrensd leven, onderweg naar het zuiden, sigaar in
de hand.