Toeschouwers naderen, in wit, blauw en zwart geklede toe schouwers. Het zijn er maar drie en ze hebben geen haast. Traag komen ze van het hoger gelegen deel van de kade, waar bijna enkel winkels zijn, en dalen slenterend af naar het voor de huizen gelegen fietspad. Ze moeten van heel ver gekomen zijn en zullen vanavond hun huis niet meer betreden, als ze al een huis hebben. Voor hen enkel zomerherfstdagen en -nachten met af en toe een lauwe regenbui. Daar kan de vrouw haar smalle, bruine voeten in wassen, ze draagt geen schoenen. De jonge vrouw loopt tussen twee mannen van wie de sluike haren even zwart zijn als haar truitje en van wie de gebruinde armen langs hun mouwloze witte hemd en hun blauwe broek vallen. In hun handen geen bruine schooltassen en knikker zakken, geen sigaren en zelfs geen sigaret. De vrouw houdt alleen haar espadrille's vast, in elke hand een. Haar armen, in zwarte driekwartmouwen, dansen een beetje tijdens het lopen en soms ook haar benen. De lange zwarte veters slingeren zorgeloos langs haar halflange, soepelvallende rok en over de grond. Waar blijft de muziek? De kleine parade pauzeert; sigaren worden verbluft uit de mon den genomen, praten en roken gaan hier nog slecht samen. De drie slenteraars, nu bijna bij de rokers aangekomen, zien af van ieder tempo zodra ze de genotvolle activiteit van hun jongere soortgenoten opmerken. De vrouw brengt haar hand naar haar mond en slaakt een zachte kreet die in verrukking niet onder doet voor die van een jong meeuwtje. De stappen die ze vervolgens zet om dichtbij de sigarenliefhebbers te komen zijn groter en sneller dan de laatste twintig minuten het geval is geweest. De overzijde kan het weten, die heeft ze al lang aan zien komen. Oog in oog staan ze nu, de glimlachende vrouw op het fiets pad, de van haar eerste sigaar voorziene oudste op het randje van de stoep. Als de oudste de sigaar verlegen weer in de mond neemt klinkt de lach van de vrouw als een klokje, waarna de verrukte langharige iets zegt tegen de mannen in een taal die enkel door de drie begrepen wordt en een heel klein beetje door de oudste jongens. De laatsten denken te verstaan dat de vrouw zelf eens een sigaar vast zou willen houden om hem van dichtbij te kunnen bekijken. Gul biedt de grote jongen haar zijn laatste aan, nadrukkelijk op het steeltje wijzend en op het

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2015 | | pagina 72