PM *0 00 O» O) rs rs NO •4 Q> Ik zal nogmaals bus 32 nemen: een reis van Antwerpen naar Edegem en weerom. Omdat ik de grond ken die mij achtervolgt. Met het zuchtende optrekken en remmen door de kwalijk riekende voorstad kwam ook de geur van chloor en nat haar op de achterbank. Mijn maag zat opnieuw gevuld met koek en slanke meisjesdromen maar ik bleef mager op de graat, misselijk van millenniumkoorts, bochten door het dorp. 4 uur. De lucht is guur, bedacht de schrijver. Ik lag in de armen van de knetterende walkman die de weemoed van een raam met ijskristallen bezong. Nachtelijke koplampen projecteerden op het plafond van de bus de schaduwen van mijn blauwvochtige zolderkamer, meester Johan en zijn verhaal van Ali Baba. Zijn veertig rovers lieten hun paarden de morse van mijn jongenshart galopperen. Daar is de laatste halte waar ik zal aarzelen om de trede af te dalen. De huizen zijn slapende brokkelkiezen, een zwijgend gebit omzoomt de laan. Het is weer vroeg duister buiten. Vanavond steek ik de mensen aan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2015 | | pagina 62