Boven de toppen van de berg de strakke lucht
waarin een zilveren stip secuur
twee witte banen trekt
Het halftien-vliegtuig naar Milaan, zeg je
ik knik: wellicht
maar denk: misschien mijn vader,
beide scharen van de ploeg tot op het staal geschuurd
en kijk nou eens hoe hij daar opgewekt en trots
met vaste hand zijn oude Steyr stuurt
en in Gods blauwe akkerland
kaarsrecht zijn eerste voren ploegt
Ik wuif naar boven, prijs hem
duim omhoog
je lacht bevreemd: ze zien je niet hoor schat
Ik zeg: o nee, hoe weet je dat?