Gelukkig kon ik als buitengewoon
lang en sterk persoon 's nachts
rondhangen bij het gebouw,
mijn handen door een gat in het dak wringen
en een heel kantoor loswrikken.
Ik stelde mij het misbaar voor,
het eindeloze geklets in de koffiepauze
over dat de kamer was gestolen
of gewoon weggesleten -
vanwege de grote druk op alles en iedereen.
De volgende dag zette ik mijn trofee
midden op een stuk land -
een ongelofelijk vredige plek.
Ga toch weg! riep ik
tegen niet bestaande voorbijgangers.
Het is in orde. Ga toch weg!