DE DUBBELTJES
Ineens is de idioot weer in het stadsbeeld verschenen. Heeft hij
0) in een inrichting gezeten? Is hij na de dood van zijn ouders van
familielid naar familielid gezeuld, om tenslotte bij zijn vertrek-
punt uit te komen zoals een idioot betaamt? Hij is grijs gewor-
den aan de slapen, maar bovenop zijn schedel ligt zijn haar nog
als decennia geleden: zwart en plat en hier en daar een tikje
opkrullend. Het vunzig begin van een snorretje boven de open-
fiO hangende mond is nu verdwenen.
Als Frans hem voor de eerste keer terugziet wordt de idioot ver-
gezeld door een wat vierkantige vrouw met kort grijs haar. Te
tg jong om zijn moeder te zijn: een oudere zuster misschien, of
een lid van de Unie van Vrijwilligers. De idioot moet nu ver
in de vijftig zijn. Hij is nog altijd rijzig en mager, maar lijkt
zelfverzekerder en initiatiefrijker dan vroeger. Hij fietst vóór
zijn begeleidster de Markt op, en stoot de ongecoördineerde
klanken uit die Frans onmiddellijk herkent en die hem koud
om het hart slaan. Klanken waarin ook echte woorden zijn te
herkennen, dagelijkse woorden die je onmiddellijk vergeet, uit
gesproken met het uitstervende stadsaccent.
Jaren, jaren heeft Frans geen enkele gedachte gewijd aan de
idioot, en aan wat Wally en hijzelf hem hebben aangedaan. De
idioot geeft gelukkig geen enkel blijk van herkenning. Hij ziet
Frans eenvoudig niet staan.
Het is het jaar van Paint It Black. Ze schuimen het bolwerk af
in de buurt van de molen, en daar verschijnt ineens de idioot
op het grindpad. Hij houdt onmiddellijk de pas in als hij de
jongens aan ziet komen. Frans hóórt bijna hoe Wally zijn ogen
IJS openspert. Wally's dunne, paarsige lippen scheuren zich van
«P elkaar los in het bekende paardenlachje.