O
O
LU
LU
>N
O)
Belicht groen kraakt binnen, etherisch
vlucht weg in de verblindende armen
van de zon.
Mijn ogen doven tegen het glas,
verlangen te vangen, te straffen,
te beminnen,
maar het is te laat.
De tunnel opent zijn mond
en ik stop.
Er lopen voeten in het rond.
Ze leiden me de weg
de middenweg, naar een hal, bol,
die in haar baarmoeder de galm
van zwarte pakken wiegt.
Maar plots
sijpelt de zon langs ijzeren ramen,
sluit de heren in haar armen
en tilt hen op als geesten.
Schimmen van een geboorte.
IO