van zijn antwoord bezorgde hem een bitterzoet geluksgevoel. Hij had zijn tegenstander, die goeie, ouwe Reggie, bij zijn strot. Met behulp van zijn briefje kon hij die ver genoeg dichtknij pen. De nota die overeenkwam met het bedrag dat hij wilde betalen, zou hij wel niet meer krijgen. Maar daar maakte hij zich geen zorgen over. Naar de belastingdienst toe kon hij des noods de rekening die op tafel lag als aftrekpost gebruiken of misschien zelfs de allereerste met het hoogste bedrag. Toen Emmy 's avonds thuiskwam vroeg hij haar om onmiddel lijk 2750 over te maken naar Reggies bankrekeningnummer. "Ongelofelijk," zei ze stralend, "hoe hij ons gematst heeft." Albert begreep dat het tijd werd om haar uit te leggen, hoe de feiten werkelijk lagen. "Jezus, Albert," sprak ze daarna op verontwaardigde toon, "dat kun je niet maken. En je hebt altijd gezegd dat je het zo'n aardige man vindt." "Ik vind hem nog steeds aardig," antwoordde hij, "maar ik moet hem nu even hard aanpakken. Trouwens, hij is degene die ons als eerste een financiële rechtse directe heeft gegeven. Natuur lijk via zijn vrouw, maar hij blijft verantwoordelijk voor de re kening. Hij speelt nu zo'n beetje de vermoorde onschuld, maar hij is natuurlijk ook bij de nota betrokken geweest. Waar haalt zijn vrouw anders haar gegevens vandaan? En denk erom, dit is nog maar het begin van de verbouwing: de prijs van één stom me, klote tekening. Er is nog geen steen gelegd. Ik heb geen zin om bij de eerste stap die we zetten al genaaid te worden." Emmy keek hem lang onderzoekend aan, alsof ze ieder woord van zijn opmerking apart probeerde te beoordelen. "Je geniet ervan, dat zie ik." zei ze tenslotte. "Ik ken je toch, je vindt het heerlijk om hem zo aan te pakken. Maar je hebt al zo weinig contacten op het ogenblik. Juist nu moet je niet zomaar wild om je heen slaan." Ze stond op van haar stoel aan tafel en liep naar hem toe, liet haar nagels even langs zijn hals glijden, een gebaar dat hij herkende uit hun begintijd. "Ben je bang dat hij meer aardstralen onze richting uit gaat stu ren?" Ze negeerde zijn opmerking. "Ik weet het niet, ik weet niet of ik hier een voorstander van ben. We moeten op onze centen letten, natuurlijk, maar En stel je nou voor dat we hem tegenkomen. Wat moeten we dan zeggen?"

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2015 | | pagina 24