DE REKENING
O*
QJ
Ol
QJ
C
Albert vond de haardos van de architect op die van de oude
Einstein lijken: dezelfde uitdijende bos lichtgrijs, pluizig haar.
De man was onophoudelijk aan het woord en sprak als een
goede huisvriend. Tijdens zijn monologen maakte hij brede
armgebaren die naar een langdurig gedeeld verleden leken te
verwijzen, maar Albert zag hem die middag voor het eerst.
Hij wijdde uit over zijn nevenactiviteiten als alternatieve gene
zer, vertelde anekdotes over zijn jongste zoon die lange tijd niet
had willen deugen en lardeerde zijn opmerkingen met citaten
van zijn vrouw die hem iedere dag voorhield niet te lang van
stof te zijn. De opmerking dat zijn ouders tijdens de Tweede
Politionele Actie van Indië - hij gebruikte de oude in sentiment
en specerijen gedrenkte naam - naar Nederland waren ver
scheept, maakte hij waarschijnlijk om zijn getinte huidskleur
geografisch te duiden. Opdat Albert hem niet op één hoop zou
gooien met Marokkanen, Turken of vertegenwoordigers van de
overige 167 bevolkingsgroepen in het land.
"Ik werk vanuit een filosofie, vanuit een antroposofische bena
dering," benadrukte hij. Albert moest toegeven dat hij er inder
daad opmerkelijk ontspannen bij zat. Maar uiteindelijk kwam
hij toch uit bij de reden waarom ze tegenover elkaar aan tafel
zaten: de op handen zijnde verbouwing van het huis.
"Hoe voelen jullie je hier? Wat zijn de knelpunten van het
huis? Want jullie gaan natuurlijk niet verbouwen, omdat je
geld te veel hebt." De architect lachte zelf hard om deze op
merking, trok zijn zwarte aktetas op tafel en haalde er een
schrijfblok uit.
Albert begon aan een lange opsomming van klachten over het
huis - dat gebrekkige oudje - gebouwd in het verre jaar 1930.
Het leek alsof de huiskamer ieder jaar kromp, vertelde hij. En
de keuken was eigenlijk niet meer dan het laatste stuk van de
gang. De achter de bijkeuken gebouwde garage was weer te
x0>