IV
c
c
v>
O
O»
«3
(N
rv
LU
waren mijn handen van ijzer en mijn ogen van
lood vandaag nog trok ik je naar de aarde je veel
te lichte voeten die zich in de winkelruit verheffen
als om de hoge holle wolken te vullen stenen
drijven mee en knappen dan als ballonnen het "s
zijn je zwevende rokken (op je smalle schouders
bouwt de stad haar wankele huizen in de kuil g
van je buik vallen de torens roerloos tussen je
doorzichtige dijen spat doodstil de wereld
uiteen)
jij en ik lief niets zijn we dan ijle
(Q glazen engelen bij de minste aanraking C
breken we